
Doopkapel
De doop
Hier klonk vaak het gehuil van baby’s. Op deze plek zijn in de katholieke tijd (tot 1573) talloze kinderen gedoopt. Het doopsel is een belangrijk ritueel. Als je bent gedoopt, dan hoor je er bij. De oude doopkapel is niet meer te zien.
Achter de wand is een fraai hek verstopt met de tekst ‘Dat rijck Gods is nu come, beke(e)rt u en gelooft de evangelio’. Ook is daar een kastje voor de doopattributen van de priester en in de nis een waterbassin. Het is niet toevallig dat de doopkapel aan de westkant ligt. In de katholieke tijd was daar, onder het hoofdorgel, de ingang. Het ‘beginritueel’ past hier daarom goed.
Achter het doophek, in de dooptuin, vond de protestantse doop plaats. Met de doop – het gieten van een beetje water over het hoofd - wordt de bekering voltooid. Daarbij werd een doopschelp gebruikt en houders met heilige olie en zout. Deze voorwerpen werden bewaard in het kastje in de doopkapel. De tekst op het doophek verwijst naar de komst van het rijk van God en roept op tot bekering tot het geloof.

Uitvaartkapel
Begraven in de kerk
U loopt in deze kerk over een vloer van grafstenen. Hier lagen duizenden doden begraven. Om ze allemaal een plek te geven, zijn er graven boven elkaar geplaatst, soms wel acht. Een graf in de kerk was duur; alleen rijke burgers konden zich dat veroorloven. Op de dekplaten zijn hun namen en familiewapens te zien, en allerlei symbolische tekens die verwijzen naar hun beroep of geloof. Het oudste graf stamt uit de middeleeuwen, het meest recente uit 1830. Toen werd begraven in de kerk verboden.
Onderzoek
In de jaren ’90 moest er ongeveer 1,5 meter grond onder de grafzerken in de kerk worden afgegraven vanwege de installatie van vloerverwarming. Archeologen groeven heel zorgvuldig de bovenste graven op en deden onderzoek naar de mensen, hun gezondheid en grafvondsten. Het onderzoek naar de skeletten leverde allerlei informatie op over de begraven persoon en de doodsoorzaak. Een schedel toont een kogelgat, bij een andere is de slechte kwaliteit van het gebit goed te zien. Ook zijn er muntjes gevonden die de oogleden dichthielden.
Soms zijn de resten van kleding aangetroffen, zelfs uit de zestiende eeuw. Heel bijzonder was de vondst van de kazuifel en bijpassende stola van een priester, in nog zeer goede staat. Ook bovenkleding van een rijk bewerkte stof en een deel van een pruik zijn gevonden. Al deze vondsten geven een schat aan informatie.
Ook zijn sieraden gevonden, die werden mee begraven. Ze waren meestal in gave staat omdat edelmetaal niet snel vergaat. Grote verrassing was de vondst van prachtige gouden oorringen met nog gave diamanten.
Zerken
De kerk heeft ongeveer 1700 grafzerken. Omdat overledenen in veel lagen boven elkaar werden begraven, waren er veel meer graven. Ook werden graven geruimd om plaats te maken. Er is onderzoek gedaan naar de decoratie van de zerken en naar de mensen die erop vermeld zijn. Zo zijn er zerken van een beroemde burgemeester, de lijkarts van Willem van Oranje en een met het verhaal dat de overledene in haar graf is ontwaakt...

Orgel en familiekapel
Orgel: meesterwerk van klank en kunst
Dit orgel is een wereldberoemd meesterwerk. Allerlei kunstenaars en bouwers van naam hebben hun steentje bijgedragen. Vader en zonen Hagerbeer begonnen vanaf 1638 met de bouw, en de bekende architect Jacob van Campen maakte het ontwerp van de voorzijde. Caesar van Everdingen, Alkmaars beroemdste kunstenaar, beschilderde de luiken met het Bijbelse verhaal van koning Saul na de overwinning op David en Goliath.
En dat is niet alles: zelfs boven het orgel is een schildering te zien. Romeyn de Hooghe heeft daar de strijd tussen goed en kwaad uitgebeeld. In 1722 moderniseert Frans Caspar Schnitger het orgel. Wilt u de mooie klanken horen? Er zijn regelmatig concerten.
Een eigen kapel
Beelden, vaandels, altaren en kleurig beschilderde wanden: het is bijna niet meer voor te stellen, maar in de katholieke tijd waren aan de zijmuren twaalf uitbundig versierde kapellen. Ze waren wel privé. Met een eigen kapel, vaak met een eigen grafkelder, kon je als vooraanstaande Alkmaarder mooi je status en macht etaleren.
Na de reformatie (na 1573) moest een kerk soberheid en eenvoud uitstralen. Veel versieringen werden daarom verwijderd, maar de familiekapellen bleven nog lang aanwezig. In de Franse tijd na 1795 moesten zelfs de familiewapens weg; alle standen waren nu ‘gelijk’, dus elk teken van onderscheid was verboden.

Laurentiuskapel
Laurentius
Laurentius is de beschermheilige van de kerk. Het rooster - zijn vaste attribuut - herinnert aan zijn dood als martelaar. Hij wil het kerkzilver en de heilige boeken niet aan keizer Valerianus afstaan. Laurentius tart hem door dit alles weg te geven aan de armen. Voor straf wordt hij gefolterd op een rooster boven het vuur. Na zijn dood wordt hij heiligverklaard.
Beschermheilige
Laurentius is nu een heilige. Maar dat is hij niet altijd geweest. Hij leeft in de derde eeuw in Rome en zorgt namens de kerk voor de armen. Ook de heilige boeken en het kerkzilver vallen onder zijn hoede. Keizer Valerianus steekt hier een stokje voor; hij verbiedt de christenen om hun geloof te belijden. De paus houdt zich hier niet aan en wordt ter dood gebracht. Laurentius wacht hetzelfde lot.
Eerst moet Laurentius alle kostbaarheden die hij beheert aan Valerianus overdragen. Wat een mooie kans voor een laatste goede daad! Laurentius verdeelt al het geld onder de armen en gaat met hen in optocht naar de keizer. ‘Zie daar de schatten van de kerk’, zegt hij, terwijl hij naar de armen wijst.
Dit staaltje heldenmoed komt hem duur te staan. Hij wordt gefolterd op een rooster boven een vuur. Na zijn dood wordt hij heiligverklaard. Het rooster waarop hij is gefolterd draagt Laurentius, zoals het een echte heilige betaamt, bij zich.

Drieluik en Werken van Barmhartigheid
Verloren meesterwerken
Caesar van Everdingen, Jacob van Oostsanen, Romeyn de Hooghe: beroemde kunstenaars maakten meesterwerken van en voor de kerk. Toch missen nu twee andere grote namen: Maarten van Heemskerck en de Meester van Alkmaar. Ooit sierden ook hun werken dit kerkinterieur. Beide werken zijn verkocht, waarmee twee topstukken van deze kerk verloren zijn gegaan.
In de jaren negentig is een print op ware grootte van het drieluik door Maarten van Heemskerck in de kerk geplaatst. Toen de kwaliteit van de print verslechterde heeft kunstenares Pauline Bakker een nieuw drieluik gemaakt.
Maarten van Heemskerck
Acht meter breed en vijf meter hoog: het immense drieluik van meesterschilder Maarten van Heemskerck pronkte vroeger op het hoogaltaar. Gemaakt in 1538, met de kruisiging van Christus en het leven van Laurentius als thema’s. Het topstuk overleefde wel de beeldenstorm, maar paste niet bij de geloofsopvatting van de protestanten, die de kerk overnamen. Al in 1581 is het aan Zweden verkocht, waar het nu nog te bewonderen is in de Domkerk van Linköping. Pas vierhonderd jaar later – in de jaren negentig - is het gemis goed gemaakt. Een print op ware grootte werd geplaatst op de originele plek op het hoogaltaar. Toen de kwaliteit van de print verslechterde, kreeg kunstenares Pauline Bakker de opdracht een nieuw drieluik te maken.
Meester van Alkmaar
De hongerigen voeden, gevangenen bezoeken of de zieken verzorgen: het zijn drie van ‘De zeven werken van barmhartigheid’, waarmee een goed christen zijn medemens helpt. De Meester van Alkmaar schildert de zeven panelen in 1504. Het is zijn beroemdste werk en een bijzonder voorbeeld van de vroegste Nederlandse schilderkunst. De boodschap is duidelijk: wie goede werken verricht, zal eeuwig beloond worden. Gelovigen konden dan ook geld achterlaten in een kistje dat bij het schilderij hing. Tegenwoordig is het te bewonderen in het Rijksmuseum, dat het werk in 1918 aankocht. Met de opbrengst is de in financiële nood verkerende kerk gerestaureerd.

Noordtransept
500 jaar kerk
Al meer dan 500 jaar is de Grote Sint Laurenskerk hét centrale punt in het dagelijkse leven van vele Alkmaarders. Hier komen zij samen om feest te vieren en te rouwen, te spelen, te bidden en elkaar te ontmoeten. Op deze plek gebeurt het.
De grafzerken, de preekstoel, krassen van pelgrims in een zuil; overal zijn sporen te zien van de mensen en de soms turbulente gebeurtenissen. Superieure staaltjes van religieuze kunst, zoals het prachtige orgel en de plafondschildering, getuigen van welvarende tijden. Veel is verdwenen, maar de verhalen zijn springlevend.
Devotie en verering
Tot 1573 is de kerk katholiek. Er is nog geen scheiding van kerk en staat, dus is ook het stadsbestuur verantwoordelijk voor de kerk. Hoe groter en hoger een kerk is, des te meer aanzien de stad heeft. De devotie in het geloof en de verering van God en zijn heiligen vraagt om een rijke inrichting met altaarstukken, heiligenbeelden, muurschilderingen en kleurrijke ramen.
In de katholieke periode is het hoogaltaar de belangrijkste plek in de kerk. Daar wordt de hoogmis opgedragen. Het ligt aan de oostzijde van de kerk, daar waar de zon opkomt, symbolisch voor het licht van Christus.
In dienst van het woord
Na de reformatie wordt het protestantisme de officiële staatsgodsdienst. In 1573 nemen de protestanten de kerk over. Voor hen staat het woord van God in de Bijbel centraal. De kerk wordt steeds soberder ingericht. In Alkmaar is geen echte beeldenstorm; heel geleidelijk worden hier de heiligenbeelden en altaren verwijderd. Ook in deze tijd blijft de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud. De kerk is het middelpunt voor de protestantse elite van Alkmaar.
Na 1795 is er vrijheid van godsdienst én een scheiding van kerk en staat. De gemeente draagt daarom niet langer bij aan het beheer. Al snel komt er een geldtekort en noodgedwongen worden kostbaarheden verkocht.
Cultuur en ontmoeting
Sinds 1996 heeft de kerk geen religieuze functie meer en is het eigendom en beheer in handen van twee stichtingen. Met subsidies en giften worden restauraties en het onderhoud bekostigd.
Vroeger was dit een beschutte ruimte waar Alkmaarders hun geloof konden belijden en samenkomen, en waar kinderen veilig konden spelen. Nu kunt u hier genieten van het prachtige monument, van concerten en tentoonstellingen. Of trouwen en feest vieren. Elkaar ontmoeten blijft het motto van deze plek.

Koororgel - Van Covelens
Oudst bespeelbare orgel
Dit orgel klinkt al ruim vijf eeuwen. Het is het oudste nog bespeelbare orgel in Nederland, gebouwd door Jan van Covelens in 1511. Het is een wonder dat het nog bestaat, want de pijpen zouden eigenlijk in 1638 worden gebruikt voor de bouw van het grote hoofdorgel. Gelukkig bleken er toch voldoende middelen te zijn om nieuwe orgelpijpen te betalen, en bleef dit kleine orgel behouden. Het diende als reserve-instrument op momenten dat het grote orgel niet bespeelbaar was. Op enkele kleine wijzigingen na, is veel van het orgel nog origineel.

Graftombe Floris V
Floris V
Hier ligt de beroemde Floris V. Tenminste, dat doet de naam van deze kist vermoeden: ‘de tombe van Floris V’. De werkelijkheid is anders. Als Floris in 1296 is vermoord, wordt hij hier in Alkmaar opgebaard. Hij wordt begraven in Rijnsburg, maar de Alkmaarders houden zijn ingewanden achter. Dat gebeurt in de middeleeuwen wel vaker bij vorsten; hun lichaam, hart en ingewanden worden op verschillende plekken bewaard.
Houten Kist
Pas in de vijftiende eeuw komt er een grafzerk, met de tekst dat hier de ingewanden zijn begraven. De houten kist is van een eeuw later. Door het schilderwerk lijkt de kist van marmer en natuursteen; een vorst waardig.
Floris V is een belangrijke graaf. Hij zet zijn stempel op de geschiedenis van Holland door orde op zaken te stellen. Hij slaat opstanden neer, bouwt dwangburchten en reorganiseert het bestuur. Als vredestichter krijgt hij de bijnaam ‘der keerlen Gods’.
Bron foto: Regionaal Archief Alkmaar.

Herenkamer
Van gevangenis naar vergaderruimte
Deze kamer was jarenlang een soort gevangenisje. Wie ‘baldadig’ was geweest, had de keuze: hier voor straf een nacht doorbrengen óf drie gulden boete betalen. Later is de ruimte opgeknapt en verfraaid; een representatieve vergaderruimte voor de kerkvoogden. Ook vandaag de dag kan de Herenkamer nog geboekt worden als vergaderruimte.

Het Laatste Oordeel
Gewelfschildering
Jacob Cornelisz van Oostsanen is de vroegste bij naam bekende Amsterdamse kunstenaar. Hij werd rond 1470 in Oostzaan geboren en verhuisde omstreeks 1500 naar Amsterdam, waar hij zich als schilder en prentenmaker vestigde. Van Oostsanen heeft begin zestiende eeuw diverse kerken voorzien van gewelfschilderingen. Het merendeel van de gewelfschilderingen is ontstaan tussen ca. 1515 en 1535. Er was toen een ware hausse aan nieuwe gewelfschilderingen. Het Laatste Oordeel is vaak verbeeld in het koor - niet alleen op de Nederlandse houten gewelven, maar ook in vele kerken elders in Europa.
De gewelfschilderingen waren voor alle kerkgangers zichtbaar. Dit in tegenstelling tot veel altaarstukken in kapellen of koren, die niet voor iedereen toegankelijk waren. De beeldprogramma's waren soms ingewikkeld, maar verhaal en boodschap van het Laatste Oordeel zullen algemeen bekend zijn geweest. Steeds word je herinnerd aan wat je te wachten staat aan het einde der tijden. Zorg ervoor dat je goed leeft, want anders...
Restauratie
Het gewelf in de Grote Sint Laurenskerk is niet gesigneerd. Toch twijfelen we niet aan toeschrijving aan Jacob Cornelisz van Oostsanen. Zijn hand is duidelijk te herkennen in de wijze waarop het werk, na het aanbrengen van de lichte accenten verder is uitgewerkt met in evenwijdige toetsen neergezette schaduwen en lichthogingen. Tijdens de restauratie in 2003-2011 door restauratoren Willem Haakma Wagenaar en Edwin van den Brink is het gewelf uitgenomen en plank voor plank gerestaureerd. Het bekken van de fontein, de Hellemond en de Heilige Geest zijn naar aangetroffen sporen hersteld. Het Laatste Oordeel is op 8 oktober 2011 door Koningin Beatrix onthuld.

Zerk en grafbord De Dieu
Graf met aanzien
Een eigen grafkelder met zerk én een rouwbord. Dan ben je een Alkmaarder met aanzien. Carel de Dieu (1700 - 1789) is jarenlang burgemeester van Alkmaar. Zijn afkomst uit een welgestelde familie steekt hij niet onder stoelen of banken. Hij koopt een eigen grafkelder op de beste plek in de kerk. Zijn nabestaanden doen daar nog een schepje bovenop en laten na zijn dood een grafbord met familiewapen maken dat voor veel geld wordt ophangen in het hoogkoor.
De gewoonte om grafborden in de kerk op te hangen eindigt abrupt in 1795 met een verbod van de Franse overheersers. Dit past immers niet bij het uitgangspunt van ‘gelijkheid, vrijheid en broederschap’.
Bron foto: Regionaal Archief Alkmaar.

Pelgrimskerk en krassen
Pelgrimskerk
Een stukje van de kerk mee op pelgrimstocht; dat zou zeker beschermen tegen allerlei gevaren onderweg. Eeuwenlang krassen mensen op bedevaart naar Santiago de Compostella daarom een klein beetje stof uit deze zuil. Als het beschermt tegen gevaren op reis, helpt het ‘heilige’ stof misschien ook wel als medicijn. Alkmaarders gebruiken het gruis in drankjes tegen de vreselijke ziekte de pest, en boeren geven het aan varkens die aan dysenterie lijden.
Bedevaart
De kerk is ook een bedevaartsplek. Uit het hele land trekken gelovigen naar deze kerk voor het ‘Bloedwonder’, jaarlijks gevierd met een processie. Ook is de kerk een halteplek voor pelgrims op doorreis naar Santiago de Compostella. Nu is hier nog maar weinig van te zien. Het relikwie van het Bloedwonder - een stukje stof met heilig bloed - is verhuisd naar de katholieke kerk aan het Verdronkenoord. Alleen de krassen in de zuil en de jakobsschelp, symbool van de pelgrims aan de buitenzijde bij de consistorie, herinneren aan het bezoek van de vele pelgrims.
Het verhaal van het Bloedwonder
Tussen 1401 en 1429 leefde Folkert. Hij sloot zich aan bij de soldaten van Jacoba van Beieren, om te vechten en doodde veel tegenstanders . Toen hij terug kwam wilde hij priester worden en werd in 1429 gewijd. Tijdens zijn eerste mis werd hij zenuwachtig, omdat hij toch moest denken aan al die dode tegenstanders. Daardoor morste hij wijn uit de kerk op zijn kazuifel. Hij sneed het stukje stof met de vlekken eruit en wilde het verbranden. Maar het kon niet verbranden en daarom verstopte hij het naast het hoofdaltaar.
Een aantal jaren later stormde het heel erg en er kwam een schipper in problemen. Toen verscheen een engel en zei ‘als je zorgt dat het stukje stof wordt vereerd dan word je gered’. Ook vertelde de engel waar het stukje stof was verstopt. Het stukje stof werd gevonden en de bisschop van Utrecht kreeg alles te horen en zei dat er een wonder was gebeurd. Het werd een relikwie en werd opgeborgen in een zilveren engel. Die staat nu niet meer in deze kerk, maar in de Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord. Elk jaar is er een processie tussen deze kerk en de Laurentiuskerk met de zilveren engel.

Consistorie en sacristie
Van sacristie tot consistorie
Deze ruimte is in de zestiende eeuw gebouwd als sacristie. Hier kleedden de priesters zich om en bereidden zij zich voor op de mis. Voor elke gelegenheid was er een bijpassende kazuifel, dus was er veel kastruimte nodig. Ook het kostbare liturgisch vaatwerk werd hier bewaard.
In de protestantse tijd gaat de sacristie consistorie heten. Het is een deftige plek waar de kerkenraad samenkomt, het avondmaalzilver wordt bewaard en het archief een plek krijgt. In het tongewelf is het wapenschild van Karel V met de tweekoppige adelaar en het wapen van Holland geschilderd. Ook zijn daar het stadswapen van Alkmaar en die van bevriende steden Delft en Oudewater te zien.
Jakobsschelp
De Jakobsschelp aan de buitenzijde is het enige overgebleven pelgrimsteken in deze kerk. De kerk is een halteplek voor pelgrims naar Santiago de Compostella. De schelp is hét symbool voor deze bedevaart. Met die schelp aan je hoed of jas, weten reizigers zich beschermd tegen struikrovers, of krijgen ze een bed of maaltijd aangeboden.

Koorhek
Kunstig houtsnijwerk
Dit eikenhouten hek is een van de pareltjes van de kerk. Het verfijnde gotische houtsnijwerk is al vijf eeuwen oud. In de katholieke periode moest het hek de gelovigen afscheiden van het koor. In de protestantse tijd zijn de twee deuren samengevoegd, om het koor bij de avondmaalviering en uitvaarten makkelijker bereikbaar te maken voor grote groepen. Ook zijn de heiligenbeelden toen verwijderd. Het koorhek is grondig gerestaureerd in 2012.
Bron foto: Regionaal Archief Alkmaar.

Saenredam
Een wereld van verschil
Witte muren en veel ruimte; een echt ‘Saenredam-interieur’. Pieter Janszoon Saenredam maakte faam met schilderijen van dit soort ingetogen kerkinrichtingen. De grafborden zijn karakteristiek voor deze tijd; ook deze kerk heeft er mee vol gehangen.
Het is bijna niet meer voor te stellen hoe het interieur was in de katholieke periode, vóór 1573. Kleur was het toverwoord, en het wemelde van de altaren, schilderijen, kaarsen en vaandels. De wanden en gewelven waren beschilderd, en gebrandschilderde ramen vertelden Bijbelse verhalen. Nu herinneren nog enkele kunstwerken aan die tijd, zoals het grote orgel, de gewelfschilderingen en het koorhek.
Pieter Janszoon Saenredam
Pieter Janszoon Saenredam was de eerste schilder die bestaande kerkinterieurs tot onderwerp nam, en ze uitwerkte in een nauwkeurig lijnenperspectief. Toen Saenredam deze kerk bezocht, maakte hij twee tekeningen: een van het interieur, de ander van het orgel met open luiken, waarschijnlijk studies voor het schilderij. Toen hij stierf was het werk nog niet af, wat het ontbreken van zijn signatuur zou kunnen verklaren. Ook de mensen en het hondje zijn later toegevoegd.

Dooptuin met preekstoel
Preken en dopen
Een robuuste preekstoel, iets verheven staand, zodat iedereen de predikant goed kan zien. In de protestantse tijd (na 1573) was dit dé centrale plek in de kerk. Vanaf deze stoel verkondigde de predikant iedere zondag het Woord van God, altijd zeer gedegen, maar soms ook langdurig. Tijdens de dienst zijn hier ook veel kinderen en soms volwassenen gedoopt. Daarom wordt dit deel van de kerk de Dooptuin genoemd.
Met water uit een doopschaal besprenkelde de predikant het hoofd onder het uitspreken van de doopteksten. Vanaf dat moment hoorde hij of zij bij God en bij de gemeenschap van de kerk. De preekstoel stamt uit de zeventiende eeuw, net als de banken ertegenover. Die waren gereserveerd voor de Alkmaarse bestuurders en kerkmeesters.